(G., di = dubbel; kotulèdoon = schaal) of Tweezaadlobbigen, een van de twee onderklassen van de Bedektzadigen (Angiospermae). Houtige of kruidachtige planten met veer- of handnervige bladeren.
Vaatbundels vormen op doorsnede een kring. Tussen hout en bast ligt cambium. Uit het kiemworteltje ontstaat een hoofdwortel. Twee cotylen: eerste blaadjes, bevatten reservevoedsel, soms ook functie van fotosynthese. Bloemen vaak vijftallig.