4 groepen, waarin de mensen op grond van de eigenschappen van de bloedwei(serum) en de bloedlichaampjes worden verdeeld.
Bloedgroep: A agglitinogenen (antigenen): A agglutininen (antistoffen): β % in Nederland: 43 Kan bloed geven aan: AB Kan bloed ontvangen van: A, B, AB en O Bloedgroep: B agglitinogenen (antigenen): B agglutininen (antistoffen): α % in Nederland: 9 Kan bloed geven aan: B en AB Kan bloed ontvangen van: B en O Bloedgroep: AB agglitinogenen (antigenen): AB agglutininen (antistoffen): % in Nederland: 3 Kan bloed geven aan: AB Kan bloed ontvangen van: A, B, AB en O Bloedgroep: O agglitinogenen (antigenen): agglutininen (antistoffen): α, β % in Nederland: 45 Kan bloed geven aan: A, B, AB, en O Kan bloed ontvangen van: O De agglutinogenen (antigenen) bevinden zich in de rode bloedlichaampjes, de agglutininen (antistoffen) in het plasma. Alpha (α) + A en beta (β) + B geeft agglutinatie (samenkleving). Bij transfusie met bloed van groep A bij iemand van groep B geeft agglutinine α van de ontvanger (acceptor) met agglutinogeen A van de donor agglutinatie. Ook β van de donor reageert met agglutinogeen B van de ontvanger. Bij grote bloedtransfusies geeft men bij voorkeur bloed van de eigen bloedgroep. Er zijn ca. 20 andere bloedgroepen dan het A.B.O. systeem, zoals rhesus (Rh), Hh, Lewis, De M, N en P systemen wekken bij de mens geen corresponderende antilichamen op (behalve in zeldzame gevallen), daarom klinisch minder belangrijk. Bloedgroepantigenen ook in speeksel en spijsverteringssappen (gebruikt voor studie van bloedgroepen).