Bij de Germanen was het zondagskind een donderdagskind, want de dag van de god Donar gold als de belangrijkste weekdag. Pas met de verbreiding van het christendom werd de zondag geheiligd en als opstandingsdag van Jezus een liturgisch hoogtepunt.
De al in de tweede eeuw verbreide betekenis had men overgenomen van de heidense planeetweek, in welke deze dag aan de zon was opgedragen. In de Germaanse talen draagt de dag de zon in de naam (denk aan de Duitse Sonntag, en de Engelse Sunday), terwijl hij in de Romaanse talen zijn wortels (zie Openbaringen van Johannes 1:10) in de oorspronkelijke christelijke dag des Heren heeft: in het Latijn dies domenica, in het Frans dimanche en in het Italiaans domenica.Zij die op de dag des Heren ter wereld kwamen, een dag die met het grootste levengevende hemellichaam samenhing, die konden gelukkige jaren verwachten. In het vroegere volksgeloof konden dergelijke mensen geesten zien, in de toekomst kijken en waren niet alleen gelukkig in het spel. Zelfs vermeend ongeluk kreeg uiteindelijk toch nog een positieve draai (‘Elk nadeel heeft een voordeel’).
In het huidige spraakgebruik worden zondagskinderen ook vaak geluksvogels genoemd, onafhankelijk van de geboortedag.
→ Weekdagen.