Groeien, Ps. 92: 13.
De palmboom, een der edelste en schoonste boomen in Palestina, wordt meermalen als zinnebeeld gebruikt voor datgene wat liefelijk is en schoon, Hoogl. 7: 7 en 8, Ps. 92: 13. Aan de palmboomen streeft alles omhoog en hun kruin, schoon met geweld neergebogen en met lasten bezwaard, tracht zich immer weer op te richten. Veth. Bijb. W. III, bladz. 39.
Hoewel deze bijzonderheid in den Bijbel niet vermeld wordt, is toch waarschijnlijk de vergelijking met den palmboom, eene bij ons niet inheemsche boomsoort, aan den Bijbel, aan Ps. 92: 13 ontleend; te dier plaatse wordt van het groeien des rechtvaardigen als een palmboom gesproken om daarmee zijn steeds wassenden voorspoed aan te duiden. De in ons spreekwoord voorkomende trek: tegen de verdrukking in groeien, beteekent dat iemand, ondanks drukke bezigheden en velerlei verdriet, gezetter wordt; minder juist is derhalve de vergelijking, omdat van den palmboom gezegd wordt dat hij, ondanks verdrukking, hooger opwaarts streeft.