Bijbelse spreekwoorden

C.F. Zeeman (1888)

Gepubliceerd op 12-03-2025

Wie het altaar bedient leeft of eet er van

betekenis & definitie

Altaar, 1 Korinth. 9: 13, 14.

Dit spreekwoord wordt niet alleen gebruikt om te kennen te geven dat een geestelijke wel eenig voordeel mag trekken van zijn ambt, van de de personen, wier zielzorg hij op zich neemt, of van de belangen welke hij behartigt, maar men duidt er vaak hetzelfde mede aan als met het bekende alle officiën zijn smerig, d.i. alle kerkambten geven hunne vettigheid, hun voordeel; in het algemeen nl. neemt men het op de lippen ter ontschuldiging van hen die in eene huishoudelijke of maatschappelijke zaak bezig, daarvan gebruik maken om zich tegoed te doen of er eenig voordeel van te trekken. Zoo bv. zij die als kok of keukenmeid of ook wel als filantroop of beheerder van eenig fonds, van de hun toebetrouwde belangen partij trekken. Het spreekwoord heeft zijn grond in het gezegde van Paulus, 1 Korinth. 9: 13, 14. In dat hoofdstuk verkondigt Paulus zijne belangeloosheid in de prediking des Evangelies, daar hij alleszins op bezoldiging recht hebbende, ze nochthans van de Korinthiërs niet neemt, maar op eigen kosten, zonder daartoe verplicht te zijn, wil leven. Na eerst met andere voorbeelden zijn recht op belooning te hebben aangewezen, beroept hij zich eindelijk op de Joodsche priesters, die naar de wet Gods Deut. 18: 1 het altaar geenszins om niet behoeven te bedienen, maar voor hun arbeid een deel des offers ontvangen. Weet gij niet, zoo vraagt hij den Korinthiërs, dat diegenen, die de heilige dingen bedienen, van het heilige eten en die steeds bij het altaar zijn met het altaar deelen? Alzoo heeft de Heer verordend dengenen die het Evangelie verkondigen, dat zij van het Evangelie leven. Er blijkt dus uit, dat in onderscheiding van het spreekwoord, hier door Paulus alleen van Evangeliebediening, van rechtmatig loon in ernstigen zin gesproken wordt en dat beide aangehaalde verzen (vgl. het woord leven) in het spreekwoord zijn samengevoegd.

Merkwaardig is het dat, zooals Bohn Polyglot of Proverbs de spreuk aanhaalt, in het Duitsch de beide leden juist omgekeerd worden, daar wij aldaar lezen: Wer vom Altare lebt, soll auch dem Altare dienen; de verplichting wordt dus daar uit het genot afgeleid.

< >