Ure (Ter elfder), Matth. 20: 6, 9.
De uitdrukking is ontleend aan de gelijkenis van den arbeider in den wijngaard, Matth. 20: 1—16. De daarin optredende arbeiders komen, op verschillende uren gehuurd, in den wijnberg werken, maar onder deze zijn er ook die door den eigenaar des wijnbergs gevonden worden, nog ledigstaande ter elfder ure, d.i. ’s avonds ten vijf ure, terwijl om zes uur de Joodsche werkdag geëindigd is. Op de vraag van den heer waarom zij zoo den ganschen dag ledig staan, is het antwoord: “omdat ons niemand gehuurd heeft.” De heer huurt hen nu nog ter elfder ure voor denzelfden prijs die hij ook aan de andere arbeiders beloofd had. Toen nu de arbeid afgeloopen was, kwamen al de arbeiders bij den heer, en kregen ieder evenveel, volgens de gemaakte voorwaarde; ook zij die ter elfder ure gekomen waren, kregen hun penning tot ergernis der anderen. Met deze gelijkenis berispt Jezus de wangunst der Joden tegenover de Heidenen, de eerzucht waarmee zij altijd hoopten op een voorrang in het Messiasrijk boven de later en laatst geroepenen. Op die laatsten slaat dus eigenlijk het ter elfder ure, dat verder bij ons o. a. gebezigd wordt wanneer iemand zich nog zeer laat bekeert van zijne ongerechtigheid, waarbij dan de uitdrukking: ter elfder ure behouden! wordt gebezigd. Doch in het algemeen wordt het woord menigmaal gebruikt bv. om iemands laat bezoek of na lang uitstel eindelijk genomen besluit te kenschetsen. Een voorbeeld vindt men in het Zondagsblad van 1 Nov. 1874.