Hulp, Job 31: 21.
De poort der stad was bij de Israëlieten de algemeene vergaderplaats , waar men samenkwam om allerlei zaken te bespreken, waar ook rechtgesproken en verstandige aanzienlijke mannen geraadpleegd werden. Vandaar dat Spr. 31: 23 de brave huisvrouw gelukkig geacht wordt omdat haar man bekend is in de poorten en zit met de oudsten des lands. De stadspoorten, op onze vestingpoorten gelijkende, zeer ruim en aan beide zijden met banken voorzien, waren voor het houden van vergadering of rechtspraak bijzonder geschikt. — Hulp hebben in de poorten des lands wil dus zeggen: steun vinden bij hen die in macht en aanzien zijn. Zoo betuigt Job 31: 21 dat hij toch nimmer eene wees verdrukt heeft al zag hij zijne hulp in de poort, d.w.z. al kon hij op bijstand en voorspraak rekenen onder de voornaamsten en bewindvoerders der stad. Bij ons is deze uitdrukking, die uit ons vreemde zeden voortkomt, natuurlijk aan de aangehaalde plaats ontleend; wij willen er dan mee zeggen, dat iemand door de grooten en machtigen, door de overheden geholpen en gesteund, vrij wat kan wagen, veel voor zich zelven hopen mag. In het Fransch heeft men het hiermee overeenkomstige spreekwoord bon droit a besoin d’aide; vgl. ook het Latijnsche plus valet favor in judice quam lex in codice.