Lazarus, (opgewekt), Joh. 11: 39, 44.
Behalve van den bedelaar, die in de gelijkenis met den naam van Lazarus (misschien zooveel als hulpelooze of hetzelfde als Eleazar) optreedt, wordt in het Evangelie van Johannes nog van Lazarus, den broeder van Maria en Martha, gesproken.
Gelijk bekend is, wordt Joh 11: 39—44 verhaald, dat hij, na vier dagen in het graf gelegen te hebben, door Jezus uit de dooden is opgewekt. Zinspelende op de bijzonderheid, in vs. 39 vermeld, dat hij, volgens Martha’s zeggen, toen al riekte, zegt men van iemand die een bleek, fletsch, ontdaan voorkomen heeft, hij ziet er uit als een opgewekte Lazarus.