Abraham, Joh. 8 vs. 57.
Deze spreekwijze door Harrebomée II. XLII aangehaald heeft volgens zijne opgave de beteekenis dat een ongehuwd gezel reeds de vijftig gepasseerd is en er dus weinig uitzicht bestaat dat hij nog trouwen zal. Zij is ontleend alleen op den klank af aan Joh. 8 vs. 57 waar de Joden tot Jezus zeggen: “gij hebt nog geen vijftig jaren en hebt gij Abraham gezien?” Natuurlijk is daar de zin geheel anders. Jezus heeft met de Joden een gesprek over zijne verhevene waardigheid en zijne innige betrekking tot God en verklaart daarbij dat wie zijn woord bewaart den dood niet zien zal; over die verklaring toonen de Joden zich verontwaardigd en beroepen zich op Abraham hun stamvader en de profeten, die immers gestorven zijn en wier dood dan wel het bewijs is van Jezus’ ongerijmde zelfverheffing als had hij een middel tegen den dood. Hierop nu antwoordt Jezus in vs. 57 dat Abraham verlangd had met vreugde of liever zich verheugd had dat hij den dag van Jezus zien zou, d.w.z. het tijdperk van de verschijning van den Messias (waarin dus de vervulling der belofte van de bewaring voor den dood zou plaats hebben) zou beleven en dat hij dien dag, dat tijdperk van ’t Godsrijk ook waarlijk aanschouwd had en zich verblijd had. Hierbij wordt gezinspeeld op de belofte aan A. gedaan Gen. 12: 2 en gedacht aan een zien van het godsrijk met het oog des geloofs b.v. Gen. 15 vs. 5, 6. — Doch zooals bij de andere Evangelisten de discipelen, verstaan bij dezen Evangelist de Joden Jezus gedurig verkeerd, zooals b.v. Joh. 6, 34. 7, 35. 8, 22; dat is ook hier het geval en terwijl Jezus alleen van Abrahams vreugde over zijn dag d.i. over het heerlijk tijdperk van den Messias had gesproken, verstaan de Joden zijn gezegde vooreerst alsof hij van zich zelven had gesproken en ten andere alsof hij verklaard had niet dat Abraham Hem, maar dat Hij Abraham gezien had.