Hel, Matth. 8: 12. Luk. 18: 14.
Matth. 23: 15. Matth. 11: 23.- Het is er zoo duister als de hel.
- Het is helsch donker.
- Ootmoed leidt tot den hemel, maar hoovaardij brengt in de hel.
- Kind der helle.
- Ter helle nedervaren.
- De hel heet stoken.
Het woord hel, afkomstig van het Noordsche Hela, is menigmaal in den Bijbel gebruikt om het doodenrijk, de onderwereld aan te duiden b.v. 1 Korinth. 15: 55. De Israëlieten dachten bij het doodenrijk aan eene plaats onder de aarde, waarin alle gestorvenen bij hun dood heengingen en te zamen waren. Het huis der samenkomst aller levenden heet die plaats daarom, Job. 30: 23. De uitdrukking ter helle nedervaren Num. 16: 30 beteekent daar niet anders dan in het graf nederdalen. Maar dat onderaarsch doodenrijk was, volgens de denkbeelden der latere Joden, in twee deelen verdeeld, waarvan het eene het paradijs, het andere de eigenlijke zoogenoemde hel (gehenna) de verblijfplaats der goddeloozen was; die plaatsen waren door een groote kloof Luk. 16: 26. van elkaar gescheiden. Deze hel werd beschouwd als de plaats der grootste rampzaligheid, waar vreeselijke duisternis heerschte en op de tanden geknarst werd van spijt, en waar bovendien eene voortdurende ondragelijke hitte heerschte, dus een eeuwig brandend vuur. Zie Matth. 25: 41, en de gelijkenis van den rijken man en Lazarus, vergel. ook 2 Petr. 2: 4, Jud. : 6.
Daaruit verklaren zich nu de spreekwijzen voor ondragelijk groote hitte of dichte duisternis: het is er zoo heet of zoo donker als de hel. Zoo mede de uitdrukking, ter helle varen, waarbij evenwel de onder ons geldende beteekenis niet op bijbelschen grondslag rust, voor: in de grootste rampzaligheid vervallen.
Iemand de hel ter dege heet stoken beteekent: iemand zeer bevreesd maken door eene vreeselijke voorstelling van al de toekomstige ellende der goddeloozen of in het algemeen door de schrikwekkende voorstelling van eenige, ook aardsche, straf. Kind der hel beteekent, Matth. 23: 15, een persoon die doortrapt slecht is. Zoo wordt ook gezegd dat ootmoed naar den hemel, hoovaardij naar de hel voert, omdat Luk. 18: 14, en 1 Petr. 5: 5 verklaard wordt hoe hoogmoed God mishaagt, en nederigheid vrede schenken zal.