Enakskinderen, Deut. 9: 2.
Met deze uitdrukkingen worden schertsenderwijze personen aangeduid die forsch van ligchaamsbouw, groot van gestalte zijn. De naam is ontleend aan het O. T. o. a. Deut. 9: 2. De Enakieten, kinderen van Enak, Arba’s zoon, Jozua 15: 13 waren een groot en rijzig volk, behoorden tot het geslacht der Reuzen, die vóór de komst der Israëlieten in Kanaän onder de Kanaänieten verspreid leefden, en door hunne woestheid en sterkte zich gevreesd maakten. Zij werden onder andere door Kaleb verslagen; eenigen namen de vlucht naar het land der Filistijnen, waar wij hunne afstammelingen vele eeuwen later in de dagen van Saul nog aantreffen; Goliath en anderen, behoorden tot hunne naneven. Zie Blom Bijbelsch woordenboek art. Enakieten.