Bijbelse eponiemen

Dr. Apeldoorn en Dr. Beijer (1997)

Gepubliceerd op 26-08-2020

Filippica

betekenis & definitie

Felle strafrede.

Het woord filippica is in het Latijn de vrouwelijke vorm van filippicus = verband houdend met Filippus. Die Filippus in dit geval is Filippus II van Macedonië, de vader van Alexander de Grote. Die vrouwelijke vorm van 'filippus’ vloeit hieruit voort, dat het gaat om een bijvoeglijk naamwoord bij het vrouwelijke Latijnse zelfstandige naamwoord oratio = redevoering. Een (oratio) philippica (we houden even de Latijnse spelling aan) is dus een redevoering die te maken heeft met Filippus. Tegen de veroveringszucht van de Macedoniër hield Demosthenes (384-322 v. Chr.) waarschuwende redevoeringen. Demosthenes wordt wel de grootste redenaar van de Oudheid genoemd. Over hem gaat het verhaal dat hij een spraakgebrek had. Zijn extroverte aard echter dwong hem zich te uiten, en wel in fraai lopende zinnen. Om zijn manco de baas te worden ging hij het spreken oefenen op het strand. Door een paar kiezelsteentjes in de mond te nemen trachtte hij zijn tong in bedwang te houden en tijdens het spreken probeerde hij het geruis van de golven te overstemmen.

Oorspronkelijk is een filippica een strafrede, d.w.z. een redevoering waarin gewaarschuwd wordt voor de straf der goden, wanneer men zijn voornemens niet herziet. Tegenwoordig is een filippica een meestal langdurige predicatie in de trant van ‘Hoe kon je toch zo stom zijn, om...’

< >