Bijbelse eponiemen

Dr. Apeldoorn en Dr. Beijer (1997)

Gepubliceerd op 26-08-2020

Epicurisme

betekenis & definitie

Genotzucht, geneigdheid tot zinnelijkheid en wellust, genoemd naar de Griekse wijsgeer Epicurus (34 1-271 v. Chr.).

Epicurus, als zoon van een Atheens leraar geboren op Samos. was de stichter van de school der Kpicureeën, evenals de Stoa (zie Zenonisme) een van de grote filosofenscholen na Aristoteies. Ten onrechte wordt het epicurisme dikwijls beschouwd als een leer die niets anders dan genotzucht en wellust predikte. Niets is echter minder waar. Het hoogste genot was voor Epicurus geen wellust, maar een stemming van kalme zielenrust. Om in een dergelijke toestand te kunnen leven moet de mens niet alleen loskomen van de angst voor het lijden in deze wereld, ook de bijgelovige vrees voor de straffende goddelijke machten moet hij van zich afzetten. De wijze mens, aldus Epicurus. be-  kommert zich alleen om wat zijn eigen geluk kan bevorderen. Hij vlucht voor de liefde en houdt zich ver van elke maatschappelijke of politieke strijd. ‘Leef in het verborgene’ was een van zijn stelregels. Alleen in de kleine kring van mensen met dezelfde opvattingen kan een verstandig mens vriendschapsbanden aanknopen.

Deze zekere mate van egoïsme is een van de zwaarst wegende verwijten tegen het epicurisme.

In zijn natuurfilosofie was Epicurus een aanhanger van de atoomtheorie van Democritus: alles was gegrond op de beweging van een oneindig aantal kleine deeltjes in een oneindige, volstrekt ledige ruimte. De deeltjes zijn onveranderlijk, onvergankelijk en ondeelbaar (a-tomos).

< >