Franse likeur.
In het benedictijnenklooster te Fécamp, aan de Normandische Kanaalkust, werd in 1510 de eerste benedictine bereid door de Italiaanse benedictijn Bernardo Vincelli. Het recept, dat nooit aan meer dan drie personen bekend geweest is, bleef daardoor geheim. Een belangrijk bestanddeel is in ieder geval eau-de-vie, waaraan zeker 27 kruiden worden toegevoegd. De drank wordt gezoet met suiker en honing; de prachtige goudgele kleur krijgt de likeur ten slotte door toevoeging van saffraan. De naam is beschermd.
De benedictine zoals we die nu drinken, werd in 1863 bereid door de koopman Alexander le Grand. Hij had het recept van dom Bernardo Vincelli in de familiearchieven gevonden en bewerkte het. Omdat het drankje een groot succes was, wilde hij de monnik eren. Hij noemde de likeur niet alleen benedictine, maar ook schreef hij op het etiket de lijfspreuk van de benedictijnen:
D.O.M. : Deo Optimo Maximo = aan God, de beste en hoogste.
De vele namakers zijn er nooit in geslaagd de echte benedictinesmaak te evenaren.