Bijbelse eponiemen

Dr. Apeldoorn en Dr. Beijer (1997)

Gepubliceerd op 26-08-2020

Bacchanaal

betekenis & definitie

Drinkgelag, losbandige zwelgpartij.

De god van de wijnbouw en wijn heette in de Oudheid bij de Romeinen Bacchus. De Romeinen hebben gesproken van ‘bakchoes’.

Bij de Grieken ging deze baardeloze jongeman met een krans van wijnranken om het hoofd als Dionysos door het godenleven. Door de wijn bracht deze Dionysos/Bacchus de drinkers in extase, waarbij we ons e\cn de betekenis van ‘ex’ moeten realiseren: ze raakten buiten zichzelf, ze waren uitzinnig.

Bacchus trok door vele en verre landen, gevolgd door een stoet dronken extatisch dansende vrouwen, de bacchanten; ook satyrs bevonden zich in zijn gevolg. Oorspronkelijk was een bacchanaal een feest ter ere van Bacchus. Doordat de wijn er rijkelijk vloeide, ontaardde wat als een feest bedoeld was in massahysterie met banale uitspattingen en misdaden. Vooral de in  dierenhuiden gehulde bacchanten speelden een belangrijke rol. Overheidsbemoeienis kon niet uitblijven: in 186 v. Chr. verbood de Romeinse overheid deze bacchanalen. Er vond toen, om een voorbeeld te stellen, een massaproces plaats: 7000 moesten voor het hekje verschijnen; de helft werd ter dood gebracht, de andere helft kreeg levenslang, d.w.z. ze werden slaaf. Toch verdwenen de Bacchusfeesten niet geheel.

< >