Oude naam voor een soort koudvuurachtige roos.
Het antoniusvuur, het 'ignis sacer (heilig vuur), ook wel kriebelziekte genoemd, was een in de Middeleeuwen veel in epidemieën voorkomende ziekte. De aandoening werd gekenmerkt door tintelingen in handen en voeten. In ernstige gevallen werden de ledematen door afsterving zwart met als gevolg afstoting en opvallende misvormingen.
De ziekte ontstond door het eten van brood, afkomstig van rogge, besmet met een schimmel, de claviceps purpurea. De giftige korrels, ook wel moederkoren geheten, zien er uit als een hanenspoor, in een Frans dialect ‘ergot’, gespoorde rogge genoemd. De moderne naam van de ziekte, ergotismus, is hiervan afgeleid. De giftige stof die de verschijnselen veroorzaakt, heet ergotine.
Antonius Abt, ook wel Antonius de Grote geheten, werd omstreeks 250 nabij Heraclea in Egypte geboren. Op twintigjarige leeftijd schonk hij al zijn bezittingen weg en leefde verder als kluizenaar in de Egyptische woestijn. Antonius was 105 jaar toen hij stierf. Zijn gebeente, in 561 ontdekt, werd naar Alexandrië en in 635 naar Constantinopel overgebracht; ten slotte belandde het als relikwie in de kerk van St. Dizierde-la-Motte in de Franse Dauphiné. Twaalf jaar later werd in die plaats de orde van de Antonieten, een broederschap van ziekenverzorgers, gesticht. De leden van deze orde zijn in een zwart gewaad gehuld waarop aan de linkerzijde hel hemelsblauwe T-vormige antoniuskruis gehecht is.
Aan het eind van de 11de eeuw. tijdens een epidemie van het antoniusvuur, werd de zoon van de Franse ridder Gaston de la Valloire in de kerk van La Motte van de ziekte genezen. Uit dankbaarheid liet de edelman een klooster voor de orde bouwen. In 1217 kreeg de orde officiële pauselijke erkenning. In Europa verrezen meer dan 350 hospitalen waar men de slachtoffers van het antoniusvuur ontving en behandelde. De orde werd in 1777 bij de Malthezer ridderorde ingelijfd. In de volksverering werd later de heilige Antonius niet alleen aangeroepen tegen het antoniusvuur, maar ook tegen de pest.
Doordat in de loop van de 19de eeuw de aardappel het graan als volksvoedsel vervangen had, kwam de ziekte nog maar sporadisch voor. Toch brak er in 1951 in het Franse Pont-St.-Esprit een epidemietje uit, mogelijk veroorzaakt door de claviceps purpurea. Het maskerachtig gelaat van de heilige Antonius, zoals het door Matthias Grünewald (ca. 1470-1528) geschilderd is, noemt men wel het facies antonia, het antoniusgezicht. Grünewalds schilderij ‘De verzoeking van de heilige Antonius’, een der vleugels van het Isenheimcr altaar, bevindt zich in het museum, het voormalige klooster ‘Unterlinden’, te Colmar. Volgens sommige kunsthistorici stelt het schilderij, gezien de reptielachtige misvormingen, een lijder aan het antoniusvuur voor. Anderen menen op grond van de holle starre blik en de met zweren bedekte huid dat we er een lepralijder in moeten zien. Evengoed zouden de etterige puisten bij een syfilitische patiënt kunnen passen.