wordt als de eerste genoemd in de vermelding van steden, die door het oordeel zijn „omgekeerd”; gelegen in het dal Siddim. De steden zijn door de Here verdorven, Gen. 13 : 10, want Hij deed zwavel en vuur over S. en Gomorra regenen, Gen. 19 : 24, verbrandde ze met zwavel en zout, Deut. 29 : 23, en Hij keerde de steden om, Gen. 19 : 25.
Mogelijk is dit geschied bij een tectonische aardbeving, waarbij het dal van Siddim overstroomd werd en de uit de spleten ontsnapte gassen ontbrandden. De gloed van de ondergang van S. flakkert door heel de H. Schrift; buitendien spreken ook Strabo en Tacitus erover.S. zal dus gelegen hebben in een landstreek, die thans met water bedekt is, nl. het gedeelte van de Dode Zee ten Z. van het schiereiland El Lisan. Ez. 16 : 46 wordt tot Jeruzalem gezegd: Uw grote zuster is Samaria, zij woont aan uw linkerhand (d. i. het N. en uw kleine zuster, die rechts van u woonde (d. i. het Z.), dat is S. Dus moet S. in het Z. gezocht worden. Voor een Z.lijke ligging pleit ook, dat de 5 steden, evenals Gezer en Gaza in Gen. 10 : 19 voorkomen als grensplaatsen in het Z. des lands. Voor de Z.lijke ligging pleit voorts, dat Abraham van de hoogten bij Hebron de steden in de vlakte zag en hij nam rook waar, die van de aarde opsteeg, gelijk de rook uit een smeltoven, Gen. 19 : 28. Mogelijk was de streek van de vervloekte steden eeuwen daarna een verlaten, treurige woestenij, Zef. 2 : 9, en is later door rijzing van de spiegel in de Dode Zee het water zodanig gerezen, dat het de verbrande ruïnes overdekte.