(Passer biblicus). De Palestijnse huismus is de meest algemene vogel in stad en dorp, nestelt zelfs in de wanden der huizen, waar hij het leem tussen de stenen wegkrabt en zo ruimte krijgt voor zijn nest.
Deze gaten leveren op de duur gevaar op, daarom worden de nesten eens per jaar opgeruimd en de vogels opgegeten. Daar mussen soms vier broedsels per jaar groot brengen, vermeerderen ze ondanks alles toch sterk. Ook andere soorten komen in het land voor, waaronder de Rotsmus (Petronia puteicola). Deze bewoont holen in de heuvels en bergen, maar broedt ook dikwijls in de muren van waterputten. Ze leven het gehele jaar gepaard en wanneer een der beide samen wonende vogels verdwenen is, blijft de andere verder eenzaam, Ps. 102 : 8. — Zowel het O.T. als het N.T. vermelden de mus. Het Hebr. en Griekse grondwoord heeft een iets ruimere betekenis en kan dus allerlei kleine sjilpende vogels aanduiden zoals mus, vink, sijsje enz. Als gaarne gegeten vogels werden de mussen tegen lage prijs op de markt verkocht (Matt. 10 : 29). Over het nestelen der mussen spreekt Ps. 84 : 4, en over hun fladderend vliegen Spr. 26 : 2.