De 3e zoon van Levi, Gen. 46 : 11; Ex. 6 : 15; Num. 3 :17; 26 : 57. De zonen van M. waren Mahli en Musi, Ex. 6 : 18; Num. 3 : 20, 33.
De Merarieten legerden zich langs de tabernakel aan de N.zijde, Num. 3 : 35. Hun was opgedragen de zorg voor de planken van de tabernakel, zijn balken, zijn zuilen, zijn voetstukken, al zijn vaatwerk en alles wat daaraan te doen was, de zuilen van de voorhof, de voetstukken, de pinnen en de touwen daarvan, Num. 3 : 36, 37; 4 : 29—33. Zij stonden daarbij onder leiding van Ithamar, de zoon van Aäron, Num. 4 : 33. Mozes gaf hun voor het vervoer van een en ander 4 wagens en 8 runderen, Num.7 : 8. Bij de eerste monstering op de woestijnreis was het aantal mannelijke personen van 1 maand oud en daarboven 6200, Num. 3 : 34. Van dezen waren er 3200 van 30 tot 50 jaar, Num. 4 : 42—45. Bij de verdeling van Kanaän kregen de Merarieten 12 steden, waarvan 4 uit de stam Zebulon, 4 uit de stam Ruben, 4 uit de stam Gath. Eén stad uit het laatste viertal was een vrijstad, nl. Ramoth in Gilead, Joz. 21 : 34—40; 1 Kron. 6 : 63, 77—81. Zie voorts over de Merarieten 1 Kron. 6 : 44, 23 : 6, 21—23; 25 : 3; 2 Kron. 29 : 12; 34 : 12; Ezra 8 : 18, 19.