Van de g. worden genoemd waterbaden en enkele plantaardige en dierlijke producten. Men kende wel het verbinden en het aanbrengen van een heelpleister, Jer. 30 : 12.
Schors, bladeren en bessen van de mastikboom, waaruit een soort olie werd verkregen, de balsem uit de balsemstruik (Jer. 8 : 23 ; 46 : 15; 51 : 8) zalf uit specerijen met olijfolie vermengd; vijgen tot een soort pleister, 2 Kon. 20 : 7 werden alle als g. gebruikt. Dit laatste heeft een merkwaardige parallel in het „paardenziekteboek” van Oegarit; daarin wordt bij goedaardige droes een vijgekoek voorgeschreven. Men wist ook bloedende wonden uit te drukken, te verzachten met olie en te verbinden met doeken, Jes. 1 : 6.