Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

ALMALEK

betekenis & definitie

Gen. 36 : 12 komt voor als de zoon van Elifaz, de zoon van Esau, en van diens bijvrouw Timna. Dan zouden de Amalekieten dus van Edomietische afkomst zijn.

Doch reeds Gen. 14 : 7 staat, dat Kedorlaomer en de koningen, die met hem verbonden waren, het gehele veld of gebied van de Amalekiet sloegen. En Num. 24 : 20 noemt Bileam A. „eersteling der volken”. Is A. een heel oud volk, dan is de beste opvatting van Gen. 36 : 12, dat een gedeelte van A. later in Edomietisch geslachtsverband opgenomen is. Een andere mogelijkheid is, dat Gen. 14 : 7 bedoelt te zeggen, dat door Kedorlaomer en zijn bondgenoten geslagen werd het gebied, dat later door de Amalekieten bewoond werd. De uitdrukking in Num. 24 : 20 zou dan kunnen zien op de kwaliteit: „eersteling der volken” is A., wat zijn voortreffelijkheid betreft. In elk geval woonden de Amalekieten blijkens Gen. 14 : 7 in de omgeving van Kades en in het algemeen ten Z. van het gebied, dat later aan de stam Juda behoorde, Num. 13 : 29; 14 : 25, 43, 45; 1 Sam. 15 : 7; 27 : 8; 30 : 1. Richt. 12 : 15 is sprake van „het gebergte der Amalekieten in het land Efraïm”. Het is mogelijk, dat er Amalekieten na de invallen in Kanaän, waarvan Richt. 3 : 12, 13; 6 : 3, 33; 7 : 12; 10 : 12 sprake is, in Kanaän zijn achtergebleven.Ex. 17 : 8—16 lezen wij van de overwinning, die Israël tijdens de woestijnreis behaalt op A. te Rafidim. A. was de slinkse aanvaller, Deut. 25 : 17—19. Nadat Jozua A. verslagen had, dank zij Mozes’ opheffing van de staf, zeide de Here tot Mozes: „schrijf dit alles als gedenkwaardigheid in een boek en prent Jozua in, dat Ik voorzeker de gedachtenis van A. zal uitdelgen van onder de hemel” (Ex. 17 : 14), zie Num. 24 : 20; Deut. 25 : 17—19; 1 Sam. 15; 2 Sam. 8 : 12; 1 Kron. 4 : 43. De Goddelijke verdelgingseed is de oorzaak geworden van A.’s ondergang. Mozes had gezegd: „Strijd heeft de Here tegen A. van geslacht tot geslacht”, Ex 17 : 16b. Wel hebben de Amalekieten later de Israëlieten verslagen en hun de intocht in Kanaän belet, maar deze Israëlieten waren ongehoorzaam, de Here was niet met hen. Doch, nadat de Amalekieten in de tijd der richters herhaaldelijk Israël hadden benauwd, ontvangt Saul de opdracht de ban des Heren aan A. te voltrekken, een opdracht, waarvan hij zich slecht kwijt, doordat hij Agag, de koning van A. en het beste van het vee spaart, 1 Sam. 15. Samuël verkondigt Saul daarom zijn verwerping door de Here en doodt Agag eigenhandig (zie Agag). Tijdens zijn verblijf te Ziklag overviel David met zijn mannen o. a. de Amalekieten, 1 Sam. 27 : 8. Doch de Amalekieten deden tijdens Davids afwezigheid een inval en veroverden en verbrandden Ziklag, 1 Sam. 30 : 1. David achtervolgt hen, verslaat hen en brengt alles, wat zij geroofd hadden, ook zijn beide vrouwen weer terug, 1 Sam. 30 : 1—20. Slechts 400 jonge mannen vluchtten op kamelen, 1 Sam. 30 : 17. Na die tijd heeft A. niet veel meer betekend. Uit 1 Kron. 4 : 42, 43 blijkt, dat 500 man uit de Simeonieten naar het gebergte Seïr gingen en het overblijfsel van A., dat ontkomen was, sloegen. Zij woonden daar nog ten tijde, dat deze mededeling voor het eerst op schrift werd gesteld.

< >