Wat is de betekenis van zwinken, zwinkern?

2025-07-22
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

zwinken, zwinkern

twinkelen; mit den Augen zwinken, knipogen, met de ogen knippen.

Gerelateerde zoekopdrachten