Wat is de betekenis van zweel?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zweel

v. (zwelen), regel van uit enige zwaden bijeengeharkt hooi, wiers.

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zweel

zweel - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwelen ♢ Ik zweel 2. gebiedende wijs van zwelen zweel! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwelen zweel je?

2025-07-24
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

zweel

(zn) eelt BM, EK, LC.

2025-07-24
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Zweel

tafelkleed, tafellaken; het Jiddisch bewaart de betekenis van Middelhoogduits twehel(e), leinenes Tuch, Tischtuch; Nieuwhoogduits Zwehle, handdoek, servet.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zweel

(zwe:l) v. (zwelen) gezweeld hooigras.

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zweel

v./m (zwelen), regel van uit enige zwaden bijeen geharkt hooi.