Wat is de betekenis van zoelte?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zoelte

v., 1. zoelheid, zoele atmosfeer: een weinig frisse koelte was zo welkom na de zoelte (Potgieter); 2.(gew.) het weerlichten (zonder donder): de zoelte speelt.

2025-07-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zoelte

zoelte - Zelfstandignaamwoord 1. een aangename warmte Hij zat op een bankje te genieten van de zoelte van de zomeravond. Woordherkomst afgeleid van zoel met het achtervoegsel -te

2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zoelte

v. (zachte warmte; ook: lauwe wind).

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zoelte

(‘zoeltə) v. zoelheid.

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZOELTE

ZOELTE, v. (gew., Zuidn.) weerlichten zonder te donderen : de zoelte speelt.