Zitvlak
o. (-ken), vlak waarop men zit; bep. het deel van het lichaam waarop men zit, de billen.
Marc De Coster (2020-2025)
(19e eeuw) (euf.) achterste. Ook verkort tot zit. Gewestelijk aangetroffen, o.a. in het ‘Algemeen Vlaamsch Idioticon’. Leuven (1865-1870) van L. W. Schuermans. Een synoniem is achterdeel*. • Hij zat nu schijn-rustig en toch innerlijk gejaagd in z'n diepen, lagen leunstoel, waarvan ie 't zachte pluche meestal niet kon uitstaan. Al d...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
zitvlak - Zelfstandignaamwoord 1. (anatomie) achterste, achterwerk 2. vlak van een voorwerp waarop men kan zitten Woordherkomst samenstelling van zit(werkwoord) en vlak Synoniemen [1] kont, billen, bips
Muiswerk Educatief (2017)
zitvlak - zelfstandig naamwoord uitspraak: zit-vlak 1. gedeelte van het lichaam waar je op zit ♢ je hebt een vlek op je zitvlak Zelfstandig naamwoord: zit-vlak het zitvlak de zitvlakken...
Marc de Coster (2004)
Achterste. Ook verkort tot zit. Gewestelijk aangetroffen, o.a. in het ‘Algemeen Vlaamsch Idioticon’. Leuven (1865-1870) van L. W. Schuermans. Een synoniem is achterdeel*. Maar Armstrong had een attest van zijn ploegarts, waarin werd gesteld dat hij voor genezing van een ontsteking aan zijn zitvlak een crème (Cemalyt) nodig had, die een geringe hoev...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: