zinkputje
(1940-1950) (inf.) geldbeurs. • (G.L. van Lennep: Verklarend oorlogswoordenboek. 1988) • Zinkputje: in de periode 1940-1950 een gemeenzame. zegswijze voor de geldbeurs of portemonnee, die de in de oorlog in omloop gebrachte muntstukken van zink bevatte. (het Vrije Volk, 26/03/1991)