Zich te goed doen
D.w.z. volop genieten (van iets), zijn hart ophalen. Ook hier is goed een znw. in de bet. van nut, voordeel, zoodat de uitdr. eig. wil zeggen: iets doen tot nut van zich zelf (oorspr. 3de naamv.); vgl. het mnl. enen (iet) te goede doen, 17de eeuw iemand te goed doen, iemand zijn gerak geven, geven wat hem toekomt. Thans met betrekking...