zetveetje
(1990) (voetb.) matige achterhoedespeler. • Maarten de Vos meldt in zijn van ijdelheid bijna kromgetrokken boekje 'Tussen de benen' een geheel andere afkorting die in de Amsterdamse Middenmeer gebruikt schijnt te worden: zetveetje, wat staat voor 'zakkie vijgen', een matige achterhoedespeler. (René Appel: Voetbaltaal. 1990)