Zeeschip
o. (...schepen), schip dat de zee kan bevaren; naar het Ned. recht worden schepen en vaartuigen welke de rivieren en binnenwateren bevaren en tevens van buiten het land komen of naar buiten het land bestemd zijn, mede als zeeschepen beschouwd (art. 748 W.v.K.); — (fig.) een lastig, ongemakkelijk zeeschip, een onhandelbaar, lastig mens.