Wat is de betekenis van ZEDIG?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zedig

bh. bw. (-er, -st), zich strikt houdend binnen de grenzen van het zedelijk geoorloofde, ingetogen, stemmig: een zedig meisje; zich zedig kleden, eerbaar; bw.: zedig de ogen neerslaan ; vgl. Zeeg (II).

2025-07-28
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

zedig

"Zedig" wordt gebruikt om iemand te beschrijven die bescheiden, ingetogen en fatsoenlijk is, vooral met betrekking tot seksuele kwesties. Het verwijst naar iemand die zichzelf met waardigheid en respect gedraagt, vaak in overeenstemming met sociale normen of morele waarden.

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zedig

adj. & adv., sedich, dimmen, froed, njummel.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zedig

bn., bw. (ingetogen, bescheiden; ook: eerbaar): een zedig meisje; een zedige kleding, stemmig; zich zedig op de achtergrond houden, bescheiden.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zedig

(’ze:dəch) bn. en bw. (-er. -st) 1. uiterlijk ingetogen en nederig : een meisje. Syn.→ bescheiden. 2. niet opvallend, stemmig : zich kleden.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zedig

bn. en bw. (-er, -st), ingetogen, stemmig: zedige kleding; (ook) preuts; — de ogen neerslaan.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZEDIG

ZEDIG, bn. bw. (-er, -st), ZEDIGLIJK, bw. ingetogen, bescheiden: een zedig meisje; stemmig (van kleeding): zich zedig kleeden. ZEDIGHEID, v. bescheidenheid.

2025-07-28
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Zedig

zie Bescheiden.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Zedig

Zedig, bn. en bijw. (-er, -st), *-LIJK, bijw. ingetogen, bescheiden; stemmig (van kleeding). *-HEID, v. gmv. bescheidenheid.