Wat is de betekenis van Zapper?

2025-07-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

zapper

1) (1991) (inf.) afstandsbediening. Syn.: a.b.* • Hij pakte de zapper af. De junkski's waren verzot op de afstandsbediening. (Diana Ozon: Kraker Jack. 1991) • Dan tilt ze haar hand met de zapper op om, klik, de kijker weg te knippen. (Corine Kisling: De Engelenbak. 1994) • Teletekst bestond vorige week dertig jaar. Ik weet nog dat...

2025-07-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zapper

zapper - Zelfstandignaamwoord 1. (media) een persoon die aan het zappen is, meestal betrekking hebbend op het televisiekijken. Een zapper wisselt veel van kanaal om iets interessants te vinden. Woordherkomst Naamwoord van handeling van zappen met het achtervoegsel -er Verwante...

2025-07-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zapper

zapper - zelfstandig naamwoord uitspraak: zep-per 1. apparaatje waarmee je op de televisie naar een ander net omschakelt ♢ mijn vader is bij ons thuis de baas over de zapper 2. iemand die herhaaldelijk naar andere netten oversch...

2025-07-23
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Zapper

Zapper - iemand die aan zappen doet. Ik ben een zapper en daar ben ik fier op. De Morgen, 01-02-89 Hoe boeiender ik dan het programma vind, hoe harder ik ga trappen. Wel vervelend dat ik een ‘zapper’ ben. Sportief, maart 1989 Maar thuis ben ik een ‘zapper’. Ik schakel voortdurend van het ene naar het andere kanaal. Nieuwe Revu, 18-01-90 informee...