Wat is de betekenis van ZALVEND?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zalvend

bn. bw. (-er, -st), vol zalving, in gunstige of ongunst. zin; zalvende woorden, troostwoorden; — zalvend, op zalveivle toon spreken, temerig, vol geteem.

2025-07-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zalvend

zalvend - Werkwoord 1. onvoltooid deelwoord vanzalven

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zalvend

bn., bw. (vol zalving; fig. vroom, stichtelijk; ong. temerig): een zalvende taal, op zalvende toon; hij sprak te zalvend.

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zalvend

('zalvənt) bn. cn bw. (-er, -st) 1. vol zalving, stichtelijk : in -e taal. 2. met geteem, lijmerig : spreken.

2025-07-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zalvend

bn. en bw. (-er, -st), vol zalving, in gunstige of ongunstige zin; —, op zalvende toon spreken, temerig, vol geteem.

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZALVEND

ZALVEND, bn. bw. (-er, -st), vol zalving: zalvende woorden, troostwoorden; zalvend, op zalvenden toon spreken, lijmerig, vol geteem.

2025-07-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-29
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)