Zalvend
bn. bw. (-er, -st), vol zalving, in gunstige of ongunst. zin; zalvende woorden, troostwoorden; — zalvend, op zalveivle toon spreken, temerig, vol geteem.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), vol zalving, in gunstige of ongunst. zin; zalvende woorden, troostwoorden; — zalvend, op zalveivle toon spreken, temerig, vol geteem.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (vol zalving; fig. vroom, stichtelijk; ong. temerig): een zalvende taal, op zalvende toon; hij sprak te zalvend.
Jozef Verschueren (1930)
('zalvənt) bn. cn bw. (-er, -st) 1. vol zalving, stichtelijk : in -e taal. 2. met geteem, lijmerig : spreken.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), vol zalving, in gunstige of ongunstige zin; —, op zalvende toon spreken, temerig, vol geteem.
J.H. van Dale (1898)
ZALVEND, bn. bw. (-er, -st), vol zalving: zalvende woorden, troostwoorden; zalvend, op zalvenden toon spreken, lijmerig, vol geteem.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: