zaligmaken
(18e eeuw) (euf.) doden. • Dat zyne Majesteit hieldt zulk een goede ordonnantie onder zyne Troepen, dat zy op den eersten schoot wel honderd-duizend man konden zaligmaaken. (Bouffonidor: Proces der drie Koningen. Vertaling 1780, geciteerd in WNT)