Wat is de betekenis van woedend?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Woedend

bn. bw. (-er, -st), 1. in woede verkerend, zeer verbolgen: hij was woedend; woedend kwam hij op ons af; — woede doende blijken: woedende blikken naar iem. werpen ; — (overdr.) woedende toorn ; in een woedende bui; 2. (fig.) zeer onstuimig: de zee, met nog woedende golven, die ons ophieven naar de lucht, en weer neerdompelden in...

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

woedend

woedend - Bijvoeglijk naamwoord 1. bijzonder boos, heel erg kwaad Zijn woedende vader gaf hem een week huisarrest. Wanneer iemand woedend is wordt dat gezien als een graadje erger na kwaad zijn en twee graden erger dan boos zijn. woedend...

2025-07-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

woedend

woedend - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: woe-dend 1. heel erg boos ♢ hij werd woedend op de jongen die hem uitschold Bijvoeglijk naamwoord: woe-dend ... is woedender dan ... het woeden...

2025-07-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

woedend

baie kwaad, boos.

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Woedend

adj. & adv., woedend, forwoedend, breinroer(d), pûr, pûrlilk, (pûr)razend, springend, springende lilk, springnitelich, -razend, divelsk, duvelsk, hellich, brysken, kûgelsk; — zijn, de divel, duvel, hel, pikbal ynhawwe; — maken, de pikbal ynjaen; — kijken, sjen as in wyld, sje...

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

woedend

bn., bw. (zeer boos): hij werd woedend, erg nijdig; z. woedend maken over; woedend zijn over iets, op iem.; hij keek mij woedend aan.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

woedend

('woedənt) bn. en bw. (-er, -st) 1. zeer boos, zeer toornig : worden, zijn; iemand maken; zich maken op iemand, over iets; iemand aankijken. Syn. → dol. 2. onstuimig : een -e zee.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Woedend

bn. en bw. (-er, -st), 1. zeer verbolgen: kwam hij op ons af; woedende blikken naar iemand werpen; in een woedende bui; 2. zeer onstuimig: de zee met woedende golven.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WOEDEND

WOEDEND, bn. bw. (-er, -st), in toorn en razernij : woedend kwam hij op ons af; zeer onstuimig : de woedende zee.