Wat is de betekenis van Wit, doel?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wit, doel

o. g.mv., (veroud., dicht.) doel, oogmerk; schijf (bij schietoefeningen): naar het wit schieten ; thans is zijn enigst wit, dat hij, door boete doen, den Heilig weer verzoen' (Staring).