Winkeldochter
v. (-s), 1. (vero.) vrouwelijke winkelbediende; 2. scherts, ben. voor goederen die lang in de winkel zijn en die men niet kwijt kan raken.
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-s), 1. (vero.) vrouwelijke winkelbediende; 2. scherts, ben. voor goederen die lang in de winkel zijn en die men niet kwijt kan raken.
Marc De Coster (2020-2025)
(1842) (< Fr. fille de boutique) (inf.) moeilijk te verkopen artikel in een winkel. • „Ik heb zoo'n winkeldochter (t.w. een folio-bijbel) niet,” hernam de uitgever hardvochtig. (Potgieter: Proza 2. 1842) • Dat zullen nog winkeldochters worden. (Dat wil zeggen: waren, die geen voordeel aanbrengen, die men op zolder kan zett...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
('winkәl) v. (-s) 1. Eig. vrouwelijke winkelbediende. 2. Metf. onverkoopbaar artikel dat al lang in de winkel ligt.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v. (-s), 1. scherts, ben. voor een artikel dat lang in de winkel is en dat men niet kwijt kan raken; 2. (gew.) vrouwelijke winkelbediende.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: