Wat is de betekenis van Windsel?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Windsel

o. (-s, -en), 1. hetgeen men windt, zwachtel, band die om iets gewonden wordt of is ; — (minder eig.) omhulsel; — geheel fig.: als, door den zachten drang der nieuwe levenskracht, haar windselen en boeien slakend, geheel de schepping vrolijk lacht (Beets); 2. doek waarin kinderen gewikkeld worden; luier; — vaak fig....

2025-07-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

windsel

verband, swagtel.

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Windsel

s.n., wynsel (it), wuolsel (it), swachtel.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

windsel

o. windsels, windselen (zwachtel, lap, band, doek, luier): de windsels losmaken.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

windsel

('wintsәl) o. (-en, -s) wat om iets heen gewonden wordt, luier, zwachtel.

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Windsel

o. (-s,-en), 1. zwachtel, band die om iets gewonden wordt of is: (minder eig.) omhulsel; 2. luier; vaak fig.: nog in (de) windselen liggen, nog in een beginstadium.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Windsel

Het begrip windsel heeft 2 verschillende betekenissen: 1. windsel - WINDSEL, o. (plantk.) volksnaam van de akker- en haagwinde; — (gew.) vogelwikke. 2. windsel - WINDSEL, o. (-s, -en), zwachtel, band om iets te winden of gewonden; laatband; luier.

2025-07-25
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Windsel

Windsel, o. (-s, -en), zwachtel, band om iets te winden of gewonden.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

windsel

Inuolucrum.