Windsel
o. (-s, -en), 1. hetgeen men windt, zwachtel, band die om iets gewonden wordt of is ; — (minder eig.) omhulsel; — geheel fig.: als, door den zachten drang der nieuwe levenskracht, haar windselen en boeien slakend, geheel de schepping vrolijk lacht (Beets); 2. doek waarin kinderen gewikkeld worden; luier; — vaak fig....