Wat is de betekenis van windel?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Windel

m. (-s, -en), 1. (gew.) zwachtel; — luier, bakerpak; 2. (Zuidn.) katrol; — (mv.) haagwinde.

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

windel

windel - Zelfstandignaamwoord 1. waarmee iets omwonden kan worden Woordherkomst Naamwoord van handeling windelen Synoniemen luier, windsel

2025-07-24
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

windel

(de, -s & -en) windsel, zwachtel. Ook een nieuwigheid is de rekbare windel en een pakketje dat kompressen en ontsmettingsmiddel in één bevat. - HV, 07-09-2001.

2025-07-24
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

windel

Zwachtel; - gewest, ook: luier. Hij droeg een witte windel om zijn kop. Daarop (volgde) Lowie, met een handbrede plaaster op zijn rechterwang, CLAES 1950, 47. Meters windels worden afgerold, genoeg om straks het hoofd in te pakken, Laatste Nieuws 4/8/1980. Afl.: windelen, in zwachtels binden.

2025-07-24
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Windel

luur, luier.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

windel

m. windelen, windels (strook linnen; windsel; Z.-N. katrol).

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

windel

('windәl) m. (-en, -s; -tje) Gew. windsel.

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Windel

Het begrip windel heeft 2 verschillende betekenissen: 1. windel - WINDEL, m. (-s, -en), (gew.) luier, luur; pak (van zeer kleine kinderen). 2. windel - WINDEL, m. (-s, -en), (Zuidn.) katrol.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Windel

Windel, m. (-s, -en), luijer, luur; pak (van zeer kleine kinderen). *-SPIER, v. (-en), (ontl.).