Windbord
o. (-en), 1. windscherm, buitenluik; 2. elk der schuine plankjes in een zonneblind; 3. (molenm.) ben. voor elk der plankjes die tussen de voorzoom van het hekwerk en een sponning in het voorvlak der roede worden aangebracht en die mede dienen om wind te vangen: de windborden met de voorzoom vormen het voorhek.