Wijk, (stad)
v./m. (-en), 1. min of meer afzonderlijk deel van een stad; de brievenbestellers hebben hun vaste wijken; stadsdeel in het algemeen; ook met betrekking tot economische functie of sociale orde: arbeiderswijk enz.; de wijk, in gaan (van ouderlingen, predikanten) de gemeenteleden aan huis bezoeken; 2. rayon: de kelners in dit café hebben ieder...