Wat is de betekenis van WIJER?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wijer

I.(<Eng.), m. (-s), (pijpenm.) werktuig dienende om het gat in de steel der pijpen te boren. II. m. (-s), (gew. ?) molenvijver.

2025-07-26
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

WIJER

gemeente in Belgisch Limburg, op vlakke leembodem, 524 ha (landbouw), telt (1952) 936 inw. Vuursteenvondsten. Met Kozen vormde het vroeger een Loonse heerlijkheid.

2025-07-26
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Wijer

1° Jozef van de, VI. geleerde. * 1883 te Budingen. Sinds 1920 prof. aan de universiteit te Leuven, waar hij baanbrekend werk verrichtte door de oprichting van de Vlaamsche Toponymische Vereeniging (1924); insgelijks stichter van het bekend algemeen weekblad Nieuw Vlaanderen (1935). 2° Sylvain van de, Belg. diplomaat. * 1802 te Leuven, ♱ 23...

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

wijer

('wijer) I. m. (-s) werktuig bestaande uit een sterk gekromde ijzerdraad, om een gat in de steel van een pijp wijder te maken. II. Wijer [Mned. wiër, vijver] gemeente in Belgisch-Limburg 523 ha, 849 inw. Landbouw.

2025-07-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Wijer

Hendrik Jozef van de, Belg. filoloog, *11.11.1883 Budingen, ♰4.12.1968 Leuven. Van de Wijer was hoogleraar historische en vergelijkende grammatica van het Ned. en het Duits te Leuven. Hij was de oprichter van de Vlaamse Toponymische Vereniging, het Instituut voor Vlaamse Toponymie en het International Committee of Onomastic Sciences. LITT. Feestbu...

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WIJER

WIJER, m. (-s), (pijpenm.) werktuig dienende om het gat in den steel der pijp te boren.