Wat is de betekenis van Welfsel?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Welfsel

o. (-en, -s), verwulf, gewelf: hij zingt, dat ieder welfsel klinkt, op groven krijgsmanstoon (Staring); welf seis, waar oorlogen ’t spoor door grijten (H. de Vries).

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

welfsel

o. welfselen, welfsels (verwulf, gewelf).

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

welfsel

(‘welfsəl) o. (-en, -s) gewelf : het licht dat door het valt.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WELFSEL

WELFSEL, o. (-en, -s), verwulf, gewelf.

2025-07-25
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Welfsel

Welfsel, o. (-s), verwulf, gewelf.

2025-07-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)