wegspatten
(1915) (Barg.) weglopen; wegvluchten. Syn.: wegspankeren*. • Maar a’k binne zit te bikke, dan kenne die klabakke eerst fesoendelijk d’r beurt afwachte,—to’k over die dake weg ben gespat. (M.J. Brusse: De zonderlinge avonturen van "Zijne Excellentie de Generaal". 1915) • In een wip wemelde het van agenten, d'r was...