Wat is de betekenis van WEEKMAKEN?

2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

weekmaken

maakte week, h. weekgemaakt (1 week doen worden; 2 fig. roeren, treffen, vertederen): 1 was weekmaken; 2 iems. hart weekmaken.

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

weekmaken

('we:k) (maakte week, heeft weekgemaakt) 1. week doen worden; boter -. 2. vertederen, roeren, treffen: iemands hart -.

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WEEKMAKEN

WEEKMAKEN - (maakte week, heeft weekgemaakt), weeken; verteederen. WEEKMAKING, v.

Gerelateerde zoekopdrachten