Wat gij doet, doet dat haastiglijk
Doen, haastiglijk. Joh. 13: 27. Deze spreekwijze, schertsender wijze gebezigd om tot spoed aan te sporen bij de volbrenging van eenige taak, is ontleend aan Joh. 13: 27. Daar gebruikt Jezus diezelfde woorden om den verrader aan te manen, dat hij het voorgenomen plan maar spoedig volvoere. Bij openbare oproepingen tot liefdadigheid wordt vaak ook me...