Wat is de betekenis van vulling?

v. (-en), 1. het vullen; — (mijnb.) opvulling met stenen van de door het uithouwen ontstane holten : volledige en gedeeltelijke vulling; 2. datgene waarmee iets opgevuld is of wordt: bonbons met een vulling van fondant; de stenen tussen de pilasters dienen maar tot vulling; (timm.) lijstwerk tegen of over het kussen van een pan...

Restauratie.

(1995) (mil.) personeel. • Ook alledaagse woorden worden in de militaire discipline ingelijfd. Bij de tandarts, de banketbakker en de beddenfabrikant is voor iedereen duidelijk wat vulling betekent; bij de Koninklijke Landmacht ligt dat minder voor de hand. Vulling is ‘personeel’. (Onze Taal. Jaargang 64. 1995)

vulling - Zelfstandignaamwoord 1. het materiaal waarmee iets opgevuld is ♢ Deze soes heeft een vulling van room met geprakte aardbeien. Woordherkomst Naamwoord van handeling van vullen met het achtervoegsel -ing.

Het bezit van verscheidene middenkaarten. Vergelijk de volgende twee handen: Beide handen bevatten twaalf honneurpunten, maar de eerste hand is dank zij de ‘vulling’ sterker dan de tweede. Zie ook: gevuld

vulling - zelfstandig naamwoord uitspraak: vul-ling 1. datgene waarmee iets gevuld is ♢ de vulling van deze bonbon bestaat uit slagroom Zelfstandig naamwoord: vul-ling de vulling de vull...

a. Ook wel met de aanduiding ‘farce’ aangeduid. Het is de algemene benaming voor ingrediënten of producten, die geschikt zijn om bepaalde gerechten te vullen, zoals tomaten, borststukken e.d. b. Pikant vulsel en dat bestaat uit gehakte, gemalen, gewreven, fijngestampte producten als ‘samengestelde boters van vis, vlees, schaaldieren, wild, gevogelt...

vulsel.

s., folling, folsel (it).