Wat is de betekenis van vreempie?

2025-07-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

vreempie

(19e eeuw) (Barg.) vreemdeling. • Hij was ‘eigen met z'n volk,’ hij kende de meeste bezoekers bij naam en toenaam, en ‘de vreempies’ heetten bij hem ‘kameraad, knaap, ouwe jongen of snuiter;’ 't woord ‘meheer’ gebruikte hij zelden. (Justus van Maurik: Amsterdam bij dag en nacht. 1896) • Ker...

2025-07-29
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

vreempie

vreemdeling.

2025-07-29
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

vreempie

vreempie - m., (argot), vreemdeling.

Gerelateerde zoekopdrachten