Wat is de betekenis van -voud?

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

-voud

-voud - Achtervoegsel 1. ter vorming van bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden afgeleid van bepaalde en onbepaalde hoofdtelwoorden, met als betekenis ‘zo veel, zo vaak e.d. als in het telwoord is genoemd’; b.v. in duizendigvoud, menigvoud, zevenvoud 2. ter vorming van zelfstandig naamwoorden afgeleid van bepaalde en onbepaalde hoofdte...

2025-07-28
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

-voud

-voud achterv. 'maal, keer' Onl. -falt in de bn. manigfalt 'veelvuldig', sivonfalt 'zevenvoudig' en twēfalt 'dubbel' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. -vout, ook in zn. als achtvout, driehondertvout [1481-83; MNW]. Oorspr. zijn de afleidingen op -voud bijvoeglijke naamwoorden. In het Midde...