vorliegen
voorliggen, open liggen, voor ogen liggen; ter visie liggen, ter tafel zijn; voorhanden zijn; baard maken (bijen); es liegen keine Gründe dazu vor, er zijn geen redenen daarvoor aanwezig; es liegt gegen ihn nichts vor, tegen hem is geen beschuldiging ingebracht; es liegt ein Irrtum vor, er is een vergissing in ’t spel.