Wat is de betekenis van Vore?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vore

VOOR, v. (voren), 1. insnijding, snede van de ploeg in een akker: die ploeg maakt brede, diepe voren; 2. groef, rimpel: een gezicht vol voren en rimpels.

2025-07-26
Prisma van het weer

Peter Timofeeff (1993)

Vore

Gedeelte van een lagedrukgebied waar de luchtdrukgradiënt langs de as gemeten, kleiner is dan de luchtdrukgradiënt aan weerszijden van die as. De lucht in een vore is onstabiel van opbouw en gaat nogal eens samen met een buiig weertype. Een vore wordt vaak gemarkeerd door een flinke windsprong, dalingen van de luchtdruk ervoor en luchtdrukstijginge...

2025-07-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

vore

na vore, vooruit, vorentoe.

2025-07-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vore

s., fuorge; eerst geploegde —, earstfuorge, healrêch; laatst geploegde — lêstfuorge; -n maken, fuorgje; andere -n in het land leggen, it lân forfuorgje; de eersteploegen, healrêgje.

2025-07-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vore

v. -n; voor, ploegsnede.

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vore

('vo:rə) v. (-n) → voor (I).

2025-07-26
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

vore

vore zn. 'ploegsnede' Mnl. vore 'ploegsnede' [1240; Bern.], ook wel 'greppel als landscheiding' in tve morghen ... de leggen ter naester vure 'twee morgen (land) die gelegen zijn bij de dichtstbijzijnde grensafscheiding' [1296; VMNW]. Mnd. vore; ohd. fur(u)h (nhd. Furche); ofri. furch (nfri. fu...

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VORE

VORE - VOOR, v. (voren), gleuf, insnijding (van den ploeg): die ploeg maakt breede, diepe voren; — groef, rimpel: een gezicht vol voren en rimpels.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-26
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Vore

Vore, v. (-n), gleuf, insnijding (van den ploeg); groef. *-N, VOORN, v. (-s), zek. visch. *-NTJE, (B. -N), o. (-s), kleine voren.